tralaladargala.reismee.nl

Zo staat het leven er voor!

Na de kerst en oud en nieuw was het een rustig maandje. Niet dan het toen zo druk was, maar toch, alles is relatief. In de andere stukken weer wat nieuwe indrukken, want ook al is het rustig, die blijven komen.

Langzaamaan begint er een routine te ontstaan en worden dingen een soort van gewoon. Zo een keer in de twee weken gaan we naar de stad. De laatste paar keer omdat één van ons een vergadering had met vrijwilligers die in het zelfde programma werken. We logeren dan of bij onze Canadese collega's of bij een van de twee missies. Ik had zelf bij een missie altijd een beetje een ‘out of Africa'-idee, maar eigenlijk stelt het niet zoveel voor. Het is een veilige haven voor volgelingen van de geloofsrichting en een herberg voor een ieder die de richting op zijn minst respecteert. Wij bekijken het meer als een plek waar je voor weinig een kamer kunt huren en waar je op zondag nog even een dienst mee kan pakken. Nu is mijn kerkfrans nog niet helemaal up to date, maar de muziek en dans is de moeite waard. De moslims zijn niet zo uitbundig. Hun culturele uitingen kan ik voor jullie denk ik het beste uitleggen als verwant aan de Marokkaanse. De christenen hebben meer de gewoonte zoals wij ons die bij ‘het echte Afrika' voorstellen, al zijn onze moslimburen natuurlijk net zo Afrikaans als de christenen hier. Maar ik hoop dat je begrijpt wat ik bedoel. Op de baptistenmissie is een draadloze internetverbinding, das heel fijn, want een internetcafé kan nog wel eens een frustrerende ervaring zijn. Het voelt echt als grote luxe om ‘s avonds vanaf je bed nog even met je zus te chatten. We verheugen ons ook altijd als kleine kinderen op ons postvakje, de mailbox en de reactiesite op de blog. Zou er iets nieuws zijn? Dat geeft toch meer het gevoel dat je echt ver van huis bent dan dat je dat elke dag kunt bekijken. Het luisteren naar de Wereldomroep voor het nieuws geeft hetzelfde effect. Laatst was het goed raak; een paar brieven, kerstkaarten en pakjes met veel leesspul. En dat is welkom, want we hebben genoeg uurtjes over om te lezen. VSO heeft een resource centre waar ook leesboeken te leen zijn. Vroeger zat hier een Nederlandse directeur en waren er veel Nederlandse vrijwilligers. Één van de vier planken is dan ook Nederlandstalig, die we nu slechts hoeven te delen met 1 andere Nederlandse. Verder betekent de stad uit eten. Veel keuze aan restaurants is er niet. En ze serveren allemaal hetzelfde (vis,kip of steak met bakbaan of friet). Na 2 keer uit eten heb ik het dan meestal ook wel gezien. Het drinken bestaat uit bier (van prima kwaliteit, JvR) of frisdrank. Na het internetten, vergaderen en eten is het tijd voor de boodschappen. In de stad kopen we zo veel mogelijk verse groente (wortels, sperziebonen, witte kool, paprika, aubergine, komkommers, soms een prei), blikvoedsel voor de reservevoorraad, zoute koekjes, mayo, jam, honing, chocopasta, thee, koffie, kaas, yoghurt, en mijn favoriete 2 maandelijkse traktatie: pringles! De rest (denk aan rijst, bloem, suiker, zout, olie, pasta, tomatenpasta, tomaten, uien, melkpoeder, pinda's en wc-papier) is in het dorp te verkrijgen. Wat Maroua ook leuk maakt zijn de andere vrijwilligers. Het is stiekem best fijn om af en toe met mensen te kunnen praten in een taal die ik wel volledig beheers, die net zoveel geld hebben als jij, zich over dezelfde dingen verwonderen en bij wie je niet hoeft na te denken hoe je zit, of je wel met rechts eet en die het niet raar vinden als een vrouw bier drinkt.

Tot zover de tripjes naar de stad. In Dargala zijn we veel thuis. Joost gaat vaak ‘s ochtends ‘naar kantoor' om achter zijn kooktafel wat te werken en met collega's te praten en de burgemeester (verbaal) te bewerken. De eerste maanden gaat vooral om observeren en relaties bouwen, wat soms aanvoelt alsof je niks doet, omdat het in onze ogen weinig concreet is ook al weten we dat het heel belangrijk is. Ik ben 's ochtends meestal thuis. Soms lees of schrijf ik wat of ik ben met het huishouden bezig. Het huishouden kost hier veel tijd, het komt soms een beetje mijn neus uit. Maar met z'n tweetjes op 30m2 is het snel een zooitje, dus we zijn altijd aan het opruimen. Je weet ook nooit wanneer er mensen binnen komen vallen. De was kost al minstens een halve dag per week, elke dag een uurtje opruimen, brood bakken, water sjouwen, emmers en teilen schoonhouden, elke dag vegen (je sjouwt aardig wat zand naar binnen en alles is altijd stoffig) en koken (zonder magnetronmaaltijden, pakjes wereldgerechten etc), matten uitkloppen, het blijft maar doorgaan. Om half een eten we dan een warme hap. Daarna volgt de after dinner dip die er door de warmte op dat tijdstip niet minder om wordt. En dan is het nu nog de koude periode. Na de lunch zijn we allebei thuis aan het lezen, werken of schrijven. Na vieren is het wat afgekoeld en maken we een wandeling door het dorp, gaan vogels kijken in de mayo, kletsen met de buurvrouw terwijl ze kookt of doen we een boodschap. 's Avonds weer wat eten, weer wat lezen, weer wat schrijven en wellicht een spelletje. We hopen allebei dat het werk de komende maanden wat meer van ons gaat eisen, want de vrije tijd is nu wel leuk geweest.

Mijn werk begint langzaam vorm te krijgen. Het begon niet helemaal lekker. De burgemeester dacht dat ik Engels ging geven en had de rest van de heren van het dorp daar ook over ingelicht. Toen de job al in kannen en kruiken was, kwam Mohamadou van VSO uitleggen wat ik nou eigenlijk ging doen. Joost had al zo'n vermoeden door wat vage opmerkingen van de burg. Maar normaal gesproken is de vrijwilliger in deze fase nog in zijn thuisland, dus we hadden besloten om ons er niet mee te bemoeien en af te wachten. De burg had dus ingestemd met iets waarvan hij de inhoud totaal niet kende. Blijkbaar heeft hij iets aangenomen en er verder niet naar gevraagd. Kwam er dus een beetje op neer dat de inspecteur mij in de maag gesplitst kreeg, maar hij leek er wel blij mee te zijn. De komende 6 maanden ga ik samen met alle betrokkenen (docenten, bestuur, inspectie, directie en ouders) van 4 scholen voor elk van de school een ontwikkelingsplan maken voor de komende 5 jaar. Mijn rol is vooral het faciliteren en begeleiden van het proces. Het begint met een onderzoek naar de huidige situatie en problemen, gevolgd door een groepsdiscussie om van de problemen naar een oplossing te komen. De groepsdiscussie is participatief. Het proces op zich is dus al belangrijk, om zo te laten zien hoe ze samen van probleem naar oplossing kunnen komen door de juiste stappen te nemen en de juiste vragen te stellen. Een techniek die ze ook na mijn vertrek kunnen blijven toepassen. De rest van de 1,5 jaar ga ik de uitvoering van de aangedragen oplossingen faciliteren en eens per jaar de voortgang monitoren en evalueren, om vervolgens het plan aan te passen voor het jaar daarna. Het faciliteren zal vooral bestaan uit workshops voor bv docenten over activerende didactiek, lijfstraffen, houding tov meisjes, gebruik van positieve feedback etc. Voor ouders kan dit gaan over het belang van educatie voor meisjes, het stimuleren van betrokkenheid van ouders bij de school etc. Voor de directies en de inspectie kan dit gaan over management, omgang met personeel etc. Waar het precies over zal gaan is afhankelijk van het plan. Ik ga dit net als Joost samen doen met een nationale vrijwilliger, die de lokale taal en cultuur kent. Zo hoopt VSO-Kameroen de effectiviteit van ons werk te vergroten. We kunnen alles wel leuk op z'n Europees aanpakken, maar of dat hier aanslaat kunnen wij niet beoordelen. Een lokaal iemand kan dat wel. (Daarnaast is deze persoon voor mij taaltechnisch handig. Ik kan me redelijk redden, maar versta lang niet alles wat mensen zeggen. En om nou alles drie keer te vragen vind ik ook zo wat. Met een ander naast mij, kan ik bijeenkomsten na afloop nog eens bespreken en checken of ik alle info heb. Ik bewaar mijn vragen nu dus nog maar even). En gezien de weinige kansen op een ‘echte' baan hier, zeker in een dorp, is dat voor mensen met een beetje onderwijs een mooie kans. Zo snijdt het mes aan twee kanten. We zijn allebei bezig met het selecteren van kandidaten. Pas als er iemand is aangesteld kunnen we echt met ons werk beginnen. Nu zijn we dus vooral aan het verkennen. De inspecteur , mijn directe ‘baas',heb ik nu een paar keer ontmoet. Hij lijkt wel lol in mij te hebben, al is hij soms wat moeilijk te lezen. Ik geef een stevige handdruk (hier toon je met een slap handje juist respect. Ik weet het wel, maar ik vergeet het op het moment suprême vaak), draag een broek, loop alleen door het dorp ( Mensen vragen dan waar mijn mari is. Thuis, zeg ik dan. Wat vaak ook waar is. Dat is hier gelijk aan de omgekeerde wereld en de heren weten vaak niet wat ze met deze reactie aanmoeten. Erg vermakelijk)rij motor en dan schrijf ik ook nog eens met links. Hij begrijpt eindelijk dat mijn moedertaal niet Engels is en dat ik daarom geen woordenboek Engels/Frans voor hem heb. Maar al die rariteiten begroet hij met een glimlach, dus ik hoop dat het goed zit. Hij heeft me de dag na het gesprek met VSO meteen voorgesteld bij de heren van het dorp, die mij tot dan toe alleen kende als Madame Joost. Meteen maar duidelijk gemaakt dat ik zelf ook nog een naam heb. Deze voortvarendheid is bij de burg ver te zoeken dus daar ben ik erg blij mee. Tot zover de stand van zaken met de inspecteur. Volgende week ga ik de scholen bezoeken om een praatje met de directeuren te maken en te vragen of ik snel terug mag komen voor wat observaties. Daarnaast wat babbelen met collega's bij de inspectie over wat zij nou eigenlijk doen en een bureau bestellen bij de meubelmaker zodat ik ook buitenshuis kan werken. Eind maart is het echter alweer 2 weken schoolvakantie en eind mei is het einde van het schooljaar. Hoeveel ik voor die tijd gedaan krijg is een beetje afhankelijk van hoe goed men al georganiseerd is. Het is goed mogelijk dat ik pas in september echt (voor mijn eigen gevoel) kan beginnen.

Het vinden van zo'n National Volunteer is nog een verhaal apart. Mannen moeten hun 6 jaar middelbare school afhebben gemaakt, vrouwen de eerste 4 jaar. De mensen die dit hebben wonen meestal in de stad. In het dorp is dat als zoeken naar een speld in een hooiberg. Die hooiberg is voor vrouwen nog veel groter. De buurvrouw legde uit dat het probleem vooral bij de moslimvrouwen ligt. Bij hen worden veel meisjes thuisgehouden. Bij de christenen is dit niet zo. De buurvrouw is moslim en Fulbe (dat gaat standaard hand in hand)en heeft een goede opleiding en baan maar zij is een grote uitzondering. De enige andere werkende vrouw in het dorp is een christen en dus (ja, zo werkt dat hier, ik heb het ook niet bedacht) Toupouri. Dat wordt wel als heel normaal gezien. Een belangrijk deel van mijn baan is de toegang tot onderwijs voor meisjes te vergroten; dat betekent vooral werken met de moslimbevolking want daar ligt het probleem. Maar werkt dat met een Toupouri vrijwilliger naast mij, die ook nog een vrouw is? Nu heeft VSO een voorkeursbeleid voor vrouwen, die dus lastig te vinden zijn en als ze al te vinden zijn is de kans groot dat ze een Toupouri is. Das dus allemaal niet 123 gecheft. Veel mensen die je vraagt om zoveel mogelijk mensen te vertellen over de vacature (het lezen van affiches ligt niet echt in de volksaard) komen heel klassiek aanzetten met een broertje of neef. Laat dat nou net niet de bedoeling zijn; het staat open voor iedereen.

Nog een interessant verhaal. De buurvrouw heeft een goede opleiding door een oom die dokter is en vond dat er iets met haar intelligentie moest gebeuren. Hij heeft haar naar school gestuurd en ongetwijfeld betaald. De eigen ouders zijn niet geschoold. Ze is getrouwd toen ze begin 20 was (het moet er toch een keer van komen) en de enige eis die de oom heeft gesteld aan de toekomstig echtgenoot (onze buurman) was dat hij zijn vrouw zou toestaan te werken. Dat ze tweede vrouw werd was blijkbaar geen probleem (al weet ik niet of dat als minder wordt beschouwd tov de eerste vrouw).Hij stemde in maar weigerde daarna vier jaar lang zijn belofte na te komen. Na tussenkomst van de oom moest hij wel, en dus werkt ze nu als secretaresse bij de gemeente. De dochters van de buurman krijgen allemaal een goede opleiding, dus superconservatief is hij ook weer niet. Een van de dochters wil mijn national volunteer worden, en dus werken. Zij is getrouwd maar blijkbaar is dat okee. Nu heeft deze dochter wel op haar 14de een kind gekregen en heeft ze op haar 28ste een kind van 14 en een van 10, een ex-man en een man. Wat het verhaal daarachter is weten we nog niet. Maar als vrouwen onder elkaar, bij de kookpot als de kinderen naar school zijn wil de buurvrouw nog wel eens wat onthullen, dus dat komt vast nog wel.

Zo af en toe wordt de gang van alledag opgefleurd met iets onverwachts. 11 februari is internationale dag van de jeugd en hier een groot item. Alle schoolkinderen zijn druk aan het oefenen met liedjes en dansjes en marcheren al zingend en trommelend door het dorp, begeleidt door hun docent met stok. Ze zingen en marcheren vol overgave, want het is een serieuze zaak. Ik doe dus ook erg mijn best om niet te lachen als ik ze tegenkom. Het liefst kruip ik achter een boom, want alleen al door de aanwezigheid van mijn blanke hoofd vorm ik een grote bron van afleiding, waardoor de formatie wat in de war dreigt te lopen. De buurmeisjes waren van de week aan het oefenen en wilden daar graag publiek bij hebben. Daar konden ze de nasara's wel bij gebruiken, zo dachten ze blijkbaar. Dus werden we in de achtertuin op een stoel gepoot en konden we het schouwspel aanschouwen. De jongens pakte er een lege jerrycan en een plastic keteltje bij. Daar kun je prima op slaan om de meisjes muzikaal mee te begeleiden. Het komende uur volgde het ene liedje na het andere. De oudste, Dada, had duidelijk de leiding, Hawa stond overenthousiast haar best te doen en Moniera deed haar best om te verhullen dat ze eigenlijk niet zo goed was. In de liedjes werd Dargala bezongen, de lamido, de steden en regio's van Kameroen, de pracht van Kameroen en niet te vergeten de geweldige president Paul Biya. Ook werden in de liedjes de burgemeester, de inspecteur en de leraren lof toegezwaaid. Alles ging natuurlijk gepaard met wat dansjes en het trommelgeluid van de jongens. De grootste ster van de avond was toch wel de peuter Sawhana die met haar pogingen om mee te doen met haar grote zussen vooral in de weg liep, maar daarbij wel liet zien dat ook haar heupjes al goed los zitten. Normaal blijft ze altijd op een veilig afstandje van ons, maar deze avond gingen alle remmen los. Moeders bekeek het allemaal met een glimlach van een afstandje. 11 februari moeten ze op voor het echie. Voor ons is het al een geslaagd feest.

En dan was er deze maand nog malaria. Ik had wat vage klachten en ging voor de zekerheid maar mee met Joost naar ons lokale centre de santé. Joost was de beestjes in zijn darmen eindelijk kwijt zo bleek, maar ik had er beestjes in de bloedbaan bij. We hebben hier alleen een verpleger en die had geen ervaring met blanken. Hij wist niet goed wat hij me voor moest schrijven, omdat wij geen natuurlijk afweersysteem hier voor hebben en de lokale bevolking wel. Dus naar de stad om naar de dokter in het ziekenhuis te gaan. Zoals jullie weten mijn favoriete tripje. De dokter wilde nog een keer testen (joy). De uitslag was hetzelfde. Ik had het niet zwaar (klopt, ik had alleen een beetje last van mijn knieën, dat was het) maar omdat ik blank ben was het wel serieus. Eerst maar proberen met pillen, maar als dat niet aansloeg mocht ik drie dagen aan het infuus komen liggen. Nu voelde ik me al lichtjes in mijn hoofd, nu wilde ik toch wel heel snel naar de uitgang. Dus, stress. Pillen gehaald (door Joost, red.) en naar kantoor. Komen we eerst collega Pauline tegen die doodleuk vertelt dat ik niet de eerste ben, voor dat infuus. Fijn, precies wat ik wil horen. Gelukkig komt daarna Linda, de enige andere Nederlandse. Zij heeft geruststellender verhalen. Ze vertelt dat de doktoren hier smijten met paardenmiddelen terwijl dat niet nodig is, altijd ‘dreigen' met het infuus en je het liefst meteen opnemen. Waarom is niet helemaal duidelijk. Als je verschijnselen heel matig zijn, zijn er lichte pillen die meestal afdoende zijn. Als dat niet helpt kun je aan de zwaardere pillen (die de dokter mij had voorgeschreven). Als die pillen nodig zijn, is je ziektebeeld ook al wat heftiger. Van die pillen ben je ook best wel even beroerd, dus die moet je niet nemen als het niet nodig is. Als die pillen niet helpen en je echt heel erg ziek bent, volgt pas het infuus. Dat is alleen nodig als je zwaar geïnfecteerd bent en lange tijd geen acht hebt genomen van vagere klachten. Er vroeg bij zijn was dus de sleutel en ik was er extreem vroeg bij. Geen zorgen dus. Ahh, dat wou ik wel echt horen. Dus nieuwe pillen gehaald. Week later laten testen in ons eigen ziekenhuisje in het dorp en het was weg. Wat een opluchting. En de pillen die ik had genomen waren precies dezelfde die de verpleger hier voor mij in gedachten had. En zowel de lichte als de zware pillen zijn hier te verkrijgen. En das fijn, want ook al was ik niet echt ziek, het ritje naar de stad verdroeg ik toch een stuk slechter dan voor en na de malaria. Als we dus echt ziek worden, wordt dat nog een hele expeditie. Maar goed, eind goed al goed dus, al zullen we er vast nog wel een keer aan moeten geloven.

Reacties

Reacties

Dorieke

Hey Marjolein,
Wat een verhaal weer zeg! Je maakt wat mee in jullie dorp. En superfijn dat je baan vorm begint te krijgen. Zoals je het beschrijft lijkt het me heel interessante en uitdagende job die je te wachten staat. Maar het geven van workshops en faciliteren van een groepsproces is jou wel toe te vertrouwen dus dat komt vast goed.

Succes, plezier en hou de beestjes onder controle! :)

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!