Zullen we klappen als we geland zijn?
Zullen we klappen als we geland zijn?
Het Verre Noorden heeft een metamorfose ondergaan. Op weg van de trein naar Maroua (het spoor houdt halverwege Yaoude-Maroua op) waren we in ons hoofd al afscheid aan het nemen van het groen. Het groen van de Hollandse weilanden en bossen en het groen van het eindeloze Kameroenese oerwoud. Maar het kwam niet; het einde van het groen kwam niet. De vlaktes waren bedekt met een groen tapijt, eindeloos groen.
Eindelijk was het dan toch gekomen: de regen. Niet zoveel als normaal, zegt men. Maar wel genoeg voor de nodige ongemakken. Voor ons vertrek lagen er langs de wegen grote hopen zand, voor een onderhoudsrondje. Men was klaar om de gaten op te vullen. Heel handig, zo vlak voor het regenseizoen, want die slagregens hier spoelen namelijk helemaal niks weg. Klink ik cynisch? Nee hoor, ik verwonder me alleen maar een beetje.
De dag was gekomen dat we teruggingen naar Dargala. We moesten met de bus, want we hadden de brommer thuisgelaten. En ook al had de 2 weken durende terugreis mij alle tijd gegeven om mij voor te bereiden, toch kon ik een ik-word-afgevoerd-gevoel niet geheel onderdrukken. Geen privacy, lastige vraagstukken op het werk, eindeloos aan al mijn dorpsgenoten vragen of ze lekker hebben geslapen, weinig smaakvol eten (al hadden we een doos vol kruidenmixjes bij ons, dus op dat vlak was er hoop)en mensen vertellen dat ik niet Madame Joost of nasara heet maar zowaar zelf ook een naam heb (deze campagne lijkt zijn vruchten af te werpen, er schalt al vaker dan voorheen ‘Marjolein bonsoir' door de straat). Ik moest diep graven om hier weer de energie voor te vinden. De regen van de vorige dag gaf me een uur langer om te graven. De weg was slecht, de hopen zand lagen er nog. De helft kleiner, het gat gevuld met water nu twee keer zo groot. De bus bleef in zo'n gat steken, middenin, heel klassiek.
En blijkbaar had ik de knop al omgezet. Ik dacht, oh, het is nog maar 5 km, als het moet kunnen we lopen, en nam een foto. Vervolgens wilde een meneer die zichzelf heel belangrijk vond en daarom ook zelf vond dat hij recht had op de stoel naast de chauffeur wel eens weten waar we vandaan kwamen. Ah, Nederland, jullie zijn de Peulh van Europa. En wat mooi dat Joost zijn vader koeien had.(dat doet het altijd goed hier, uitleggen wat een assurantie-adviseur doet is hier een hele uitdaging). Dat schept een band. De sjieke meneer vond het niet nodig om mee te helpen duwen omdat het de schuld van de chauffeur was dat we vastzaten. En die mocht het dus ook oplossen.
Zonder de hulp van de meneer waren we na 15 minuten weer op pad. Dat viel mee. Zullen we klappen als we geland zijn?, vroeg Joost toen het ‘busstation' in zicht kwam. Na 2 uur (ipv 1) en 30 km waren we er dan. En het voelde zowaar als een soort van thuis.
Reacties
Reacties
Hallo Joost en Marjolein nu regent het hier ook als ik deze reactie aan het tikken ben.
Prachtig deze verhalen om te lezen over jullie belevenissen in dit Afrikaanse land.
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}